Het heeft mij vele maanden gekost om deze laatste te kunnen schrijven. Door het schrijven van de laatste voelt het alsof ik ook hem* voorgoed achter mij laat. Maar misschien hou ik hem daarmee ook voorgoed bij mij. De dochter is intussen 2 maanden geleden geboren en bracht vervroegd de lente mee. Zoals hij* voor weken sneeuw zorgde, zo zorgt zij voor warmte en zon.
Ze is een groot geschenk. Elke dag herinnert ze mij aan hem*. Dat hij* er niet is. Dat zij er niet kon zijn zonder dat hij* moest gaan. Elke keer dat ik in haar ogen kijk, haar warmte voel, denk ik aan mijn verlangen om dat ook bij hem te voelen. Al was het maar 1 keer het licht in zijn* ogen te zien. De schittering in haar ogen maakt dat gemis wat kleiner. Een beetje kleiner maar. Ik vraag mij elke dag af hoe hij* eruit zou hebben gezien. Zou hij* lijken op haar? Zou hij* ook zo schattig zijn geweest, met dat kuiltje in zijn* wang? Ze is een geschenk van hem* aan ons.
En wanneer ik, met haar op de arm, zijn* kaarsjes uitblaas en haar vertel wie Jules* is -alsof ze dat niet weet-, fluister ik soms in haar oor (vanuit een wanhopig verlangen iets over hem* te weten te komen, te weten wie hij* is en waar hij is*), terwijl een traan over mijn wang glijdt:”Ken jij Jules*? Schatje? Ken je hem*? Weet je wie hij* is? Lieve kind?”
De stilte geeft haar antwoord.