De laatste

Het heeft mij vele maanden gekost om deze laatste te kunnen schrijven. Door het schrijven van de laatste voelt het alsof ik ook hem* voorgoed achter mij laat. Maar misschien hou ik hem daarmee ook voorgoed bij mij. De dochter is intussen 2 maanden geleden geboren en bracht vervroegd de lente mee. Zoals hij* voor weken sneeuw zorgde, zo zorgt zij voor warmte en zon.

Ze is een groot geschenk. Elke dag herinnert ze mij aan hem*. Dat hij* er niet is. Dat zij er niet kon zijn zonder dat hij* moest gaan. Elke keer dat ik in haar ogen kijk, haar warmte voel, denk ik aan mijn verlangen om dat ook bij hem te voelen. Al was het maar 1 keer het licht in zijn* ogen te zien. De schittering in haar ogen maakt dat gemis wat kleiner. Een beetje kleiner maar. Ik vraag mij elke dag af hoe hij* eruit zou hebben gezien. Zou hij* lijken op haar? Zou hij* ook zo schattig zijn geweest, met dat kuiltje in zijn* wang? Ze is een geschenk van hem* aan ons.

En wanneer ik, met haar op de arm, zijn* kaarsjes uitblaas en haar vertel wie Jules* is -alsof ze dat niet weet-, fluister ik soms in haar oor (vanuit een wanhopig verlangen iets over hem* te weten te komen, te weten wie hij* is en waar hij is*), terwijl een traan over mijn wang glijdt:”Ken jij Jules*? Schatje? Ken je hem*? Weet je wie hij* is? Lieve kind?”

De stilte geeft haar antwoord.

Bijna-verjaardag

Met zorg worden er zes kaartjes geknipt. Zo zaten we daar rond de tafel met z’n allen. Een doos stiften in het midden. Kleine handjes en grote handen begonnen te tekenen en te schrijven. Lange zinnen, korte woorden, sterretjes, kroontjes. Ik zie de oudste kinderen lange brieven schrijven op dat kleine kaartje. Want Jules* is jarig. Jules* wordt 1 jaar. (Eigenlijk pas dinsdag maar dan zijn alle kinderen bij hun respectievelijke papa en mama en we wilden met de kinderen ook Jules* herdenken.)

Ik zie mezelf met grote zorgvuldigheid, al teken ik op zijn kleine kleine lijfje, de letters “Happy birthday Jules” vormen. Een paar ballonnen erbij ook. Dikke tranen vallen op het tafelblad terwijl de kinderen al hun kaartje aan vastknopen zijn aan hun witte ballonnen. Ook zes. Ik kan maar niet stoppen met tekenen. Ik ga nog maar eens over de ballonnen en de eerste letters. Ik teken wel 40 sterretjes, gedachteloos, ook op de achterkant van het kaartje. Mijn gedachten dwalen af naar het moment dat we zijn kistje moesten sluiten. Ook een moment dat ik voor altijd had willen laten duren. Om hem langer bij mij te houden.

We hopen dat je het goed stelt. We missen je…elke dag. Xxx ❤

Onderweg naar mijn ballon moet ik huilen. Je pakt mij stevig vast, het touwtje van de ballon in mijn ene hand, het kaartje in mijn andere. Ik voel mij gewiegd en gedragen. De pijn overvalt mij. Weer die pijn in mijn borstkas. Echt weggaan doet ze nooit, besef ik maar eens te meer. Ik bind mijn kaartje vast en we stappen de tuin in. De wolken huilen mee.

20131104-002625.jpg

Loutering

Het jaar laat zijn laatste dagen vallen. Zoals een boom dat doet: stil en met vertraging laat hij de laatste bladeren wiegend naar beneden vallen. Nu vorig jaar lag ik met krampen in bed, niet wetend wat mij te wachten stond. Welke nachtmerrie op mij af zou komen. Hoe vreselijk zwart het nog zou worden, mijn hart.

In retrospectieve weet ik waarlijk niet hoe ik dat jaar ben doorgekomen. Ik zeg soms wel tegen mensen:”Adem per adem.” Maar zelfs dat klopt niet. Ook ademen viel mij moeilijk met momenten. Ja, soms heb ik gewenst dat ik dood neerviel. Niet omdat ik dood wou -hoewel de gedachte om dan bij hem* te zijn, lonkte als een kauwgomballenboom- maar wel om van de excruciating pijn af te zijn. Nee, ik weet werkelijk niet hoe ik door die dagen geraakt ben. Hoe een mens zo één brok verdriet en fysieke pijn kan zijn, ik achtte het niet voor mogelijk.

Het afgelopen jaar is er één van reiniging geweest. Het afgooien van maskers en het mij eigen maken van nieuwe vaardigheden. De kaarten zijn definitief herschud; zoals ze vroeger lagen, zo liggen ze nooit meer. Nog elke avond bij het slapengaan zoek ik de kleine Jules* knuffel om ermee in mijn hand in slaap te vallen. Als een dagdagelijks symbool van mijn verlangen om hem écht bij ons te hebben. Hem fysiek te voelen en te proeven. Het leren leven met dat gemis gaat onverminderd door.

Sneeuw

Een heel jaar winter heb ik mezelf toegewenst aan het begin van deze blog. Winter omdat het dan donker is, mensen binnen blijven en de natuur stilstaat. Er is ook wat lente en zomer geweest het afgelopen jaar. Mooie momenten, warme dagen, mooie dagen en warme momenten. En toch kijk ik terug uit naar de winter. Het sneeuwtapijt dat verzachtend en verstillend werkt voor mijn geest en ziel. De sneeuw die mijn donkerste dagen wat licht heeft gegeven. Het zachte wit dat mij voor altijd aan Jules* zal doen denken. Het zou een mooi cadeau zijn, mocht er sneeuw vallen bij de geboorte van onze dochter. Ja, ik ga oprecht blij zijn als de eerste vlokken uit de hemel vallen. Dan zal ik naar omhoog kijken, naar de witte hemel en eens knipogen en verder gaan. Ik weet niet of het mij het gevoel geeft dat ik hem omarm of hij mij maar we zijn dan dichtbij elkaar, zittend voor de kachel met een warm dekentje rond ons, pratend en lachend, stil mijmerend, genietend van elkaars aanwezigheid, zoals ik dat soms doe met mijn andere kinderen. Dan is het even of hij er gewoon is.

23 oktober

Vandaag een jaar geleden leerden we professor De Catte kennen. Een Professor met een grote P. Nooit iemand zo bekwaam tegengekomen in mijn leven. Dat hij drie kwartier een echo nam zonder een woord te zeggen, vergeef ik hem. 23 oktober. De dag dat onze wereld instortte. De dag dat het allemaal begon en we zeker wisten dat het einde in zicht was. Het moment dat huilen voor mij een andere dimensie kreeg. De dag waarop pijn en verdriet zo snijdend voelden dat het leek alsof ik gevierendeeld werd. De dag dat ik voelde dat mijn man mijn maatje was in deze grote woestijn van ellende. De dag dat ik wist dat dit kind voor altijd het onze zou zijn. 23 oktober.

Donker zwart

Alsof mijn lichaam weet dat we een jaar verder zijn, wordt het gekweld door een verschroeiend verdriet. Tranen staan mij nader dan het lachen, op onverwachte momenten gaan de sluizen open en mijn hart voelt weer alsof het er elke seconde van de dag wordt uitgerukt. Met de regelmaat van de klok word ik teruggeworpen in de tijd en hoor ik woorden nazinderen in mijn hoofd. Zijn geboorte als groot orgelpunt in drie weken donker zwart.

De spanning die de zwangerschap met zich meebrengt en ook de nakende geboorte, verdrievoudigt dit alles. Ik geef het toe: voor de eerste keer in bijna veertig jaar ben ik bang voor emoties. Moi! Tot nu zijn emoties voor mij een feest geweest. Een feestje waarop ik graag uitgenodigd werd, er viel altijd wel wat lol te beleven. Maar het vooruitzicht van haar geboorte voelt als een blok op mijn borst. De angst dat het zo overweldigend gaat zijn dat ik de grond letterlijk opnieuw onder mijn voeten ga voelen wegschuiven, houdt mij elk uur van de dag bezig. De herinnering aan zijn stille geboorte staat in elke vezel van mijn lijf getekend, gekrast, gebrand. Elk pijntje, elke wee, elke gewaarwording, elke kramp, ja ook in mijn hart, die zich voltrokken in mijn lichaam tijdens de arbeid kan ik bovenhalen als een filmscenario. De afschuwelijke, werkelijk afgrijselijke emotionele pijn -dat men zoiets verzinnen kan- toen ik hem uit mijn lichaam perste en zijn lichaam veel te vroeg, onnatuurlijk vroeg, het mijne verliet, waarbij ik noodgedwongen hem fysiek losliet, is er één van de allerdiepste. Als een leeuwin maakte er zich een verdriet van mij meester dat ik niet kende van mezelf. Ik hoor mezelf huilen en roepen om mijn kind met tranen en geluid die boven alles gingen. De gedachte dat ik weer door dat verdriet moet -wat gebeuren zal- door haar wonderlijke intrede, laat mij terugdeinzen. Niets maar dan ook niets kan het qua verscheurdheid voor mij als moeder halen, door het baren van mijn dood kind. Wat het mooiste moet zijn, is verworden tot het ergste wat mijn lichaam ooit heeft bewerkstelligd. Een levend kind op de wereld zetten, zal mij voor altijd herinneren aan het donkerste, pijnlijkste moment in mijn leven.

Of zal het licht in haar ogen zien een pleister zijn op deze donkere plek van mijn ziel?

Flashback

Ik hoorde een jaar geleden de woorden:”Mevrouw, uw kindje heeft een verdikte nekplooi.”

De start van een trip through hell.

Mis je, Jules*! ❤

Bijna

Bijna een jaar. Terwijl het nieuwe leven trappelt in mijn buik, komt 5 november dichterbij. De momenten dat het verdriet naar boven komt, zijn minder. Maar de heftigheid kan mij nog altijd overvallen als een stortbui op een warme zomerdag. Hij zou al zes maanden zijn. Kleine jongetjes zien, breekt nog altijd een beetje mijn hart. Het fysieke verlangen om hem te voelen of hem gevoeld te hebben, blijft even groot. Ik hunker naar zijn ogen. Naar zijn leven voelen in mijn handen. Voor altijd blijft hij op de achtergrond met ons meedraaien. Zal dat eigenlijk wel ooit veranderen?

Soms beeld ik mij in dat ik beval van onze dochter en het moment dat ik haar eindelijk in mijn armen zal houden, haar warme lijfje tegen mijn borst, het leven voelen in haar, de twinkeling in haar ogen. Even overweldigend als zijn doodgeboorte. Zó overweldigend dat het ondraaglijk is.

10

Het jaargetijde komt eraan. 5 november. Niet zo heel lang meer. Terwijl het nieuwe leven trappelt in mijn buik blijft hij op mijn netvlies gebrand. Is zijn vederlicht gewicht als een stigma in mijn handen achtergebleven. Met een verlangen dat schijnbaar nooit kleiner wordt. Zelfs niet nu er een baby op komst is. Echt niet. Het verandert niet. Nog steeds zou ik er geld voor geven om hem vast te houden, te knuffelen en hoog boven mijn hoofd te houden. Mijn vlees en bloed.

Morgen is het alweer tien maanden geleden dat hij ter wereld kwam en ook weer ging. Ik ga zo blij zijn als dit jaar voorbij is. In de hoop dat het dan wat lichter wordt. Dat ik niet meer de maanden aftel. Ook al blijft het verlangen naar hem bestaan en ben ik benieuwd naar wie hij zou zijn geweest. Hij leeft verder in onze gedachten en onze dromen en onze wensen. In de hoop dat ik niet elke vijfde van de maand de film van zijn geboorte voor mij zie afspelen.

Er is ook dat genieten van het nieuwe leven. Zonder angst of vertwijfeling. Ze is er en ze zal geboren worden. En ik zal haar in de ogen kunnen kijken. Eindelijk.

Wie zal ik zien? Haar of hem?

Hulp vanuit hierboven

“Mama, ik kon weer niet slapen gisteren.”
“Mmmmmmmmm.”
“Ik heb het dekseltje van Jules* zijn kaarsje opengezet en het leek opeens alsof Jules* eruit kwam en naast mijn hoofd kwam zitten.”
“Oh? Echt? (…) Heeft hij iets gezegd?”
“Ja, we hebben gepraat met elkaar. Hij zei dat hij het goed had en dat hij veel bekenden was tegengekomen hierboven. En ook dat ze het allemaal goed deden.”
“Dat is wel mooi he, Hannah.”
“Ik moest een beetje wenen. Maar hij heeft zijn handje op mijn wang gelegd en mij getroost. En dan ben ik in slaap gevallen.”
“Jules* heeft je dus eigenlijk een beetje geholpen.”
“Echt wel! ’s Morgens dacht ik dat ik dat gedroomd had maar het dekseltje lag er nog af dus wist ik dat het echt was he.”

(…)

“Wij doen dat ook hoor, met Jules* praten.”
“Echt? En lijkt het dan ook dat hij er echt is?”
“Heel zeker. Hij is er ook echt dan he.”
“Ja, zo voelt dat ook.”
“Hij zou nu al vier maanden zijn. Raar.”
“En Joske zou er nooit geweest zijn he.”
“Nee, raar he.”

Maar Jules* is er altijd.
“Dag Jules*. Dag jongen.”